Aansprakelijkheid pand- en hypotheekhouders voor niet-betaalde omzetbelasting
Ondanks dat het aantal uitgesproken faillissementen volgens het CBS sinds mei 2013 een dalende trend laat zien, wordt de Retail branche nog steeds hard getroffen. Aan de inmiddels lange lijst met faillissementen van winkelketens zijn recent weer twee bekende namen toegevoegd met Doninger Fashion Group (bekend van McGregor, Gaastra en Adam) en Witteveen.
BTW-discussie
In de meeste gevallen zal de curator bij een retailfaillissement na afspraken met de bank als pandhouder de winkels ophouden. Door op die wijze de nog aanwezige zaken te verkopen wordt in de regel de hoogste opbrengst gegenereerd voor de schuldeisers. Daarbij heeft zich afgelopen jaren meermaals de discussie voorgedaan tussen de bank en de curator wat er met de verschuldigde BTW over de verkopen vanaf faillissement moet gebeuren. Onder andere bij MS Mode en Perry Sport ontstond hierover een discussie tussen de curatoren en de banken. De banken stelden zich op het standpunt dat ook de BTW onder hun pandrecht viel, maar de curatoren wensten de BTW in hun boedel te ontvangen om deze aan de Belastingdienst af te kunnen dragen.
Wetgeving
Dat de Belastingdienst in dit soort gevallen veelal achter het net viste is ook tot politiek Den Haag doorgedrongen. Als reactie hierop is in het belastingplan 2018 een nieuwe aansprakelijkheidsregeling voorgesteld die de Belastingdienst de mogelijkheid geeft deze BTW-component toch te kunnen innen.
De voorgestelde aansprakelijkheidsbepaling bepaalt dat de pand- en de hypotheekhouder die zich verhalen op de opbrengst van een zaak, aansprakelijk zijn voor het bedrag dat ter zake van de verkoop en levering van die zaak aan omzetbelasting verschuldigd is. De plicht tot het betalen van de omzetbelasting blijft rusten op de belastingschuldige wiens zaken worden geleverd. In het geval dat de belastingschuldige niet betaalt mag de Belastingdienst echter voortaan de pand- of hypotheekhouder die zich heeft verhaald op het door de koper betaalde bedrag aansprakelijk stellen voor het bedrag aan niet-betaalde omzetbelasting.
Conclusie
Deze wetgeving vormt het sluitstuk om het BTW-lek dat is ontstaan na het Rentekas-arrest uit 1983 te dichten. In dat arrest is kort gezegd bepaald dat zekerheidsgerechtigden zich ook op de BTW-component mochten verhalen. Een eerste poging om het BTW-lek te dichten vormde de per 1 januari 2008 ingevoerde BTW-verleggingsregeling. Deze laatste regeling bleek in de praktijk niet waterdicht te zijn. Met name in faillissementssituaties waarin zaken verkocht werden aan consumenten bleek dat de Belastingdienst met een niet verhaalbare BTW-vordering op de boedel achterbleef. Zekerheidsgerechtigden verhaalden zich in die situatie immers ook op de BTW-component. Met de invoering van het nieuwe artikel 42d Invorderingswet 1990 wordt aan de Belastingdienst een instrument gegeven om ook in dit soort situaties de ‘weglekkende’ omzetbelasting alsnog veilig te stellen.
Voor vragen omtrent zekerheden, financiering en bedrijven in moeilijkheden kunt u contact opnemen met Vincent Terlouw en Jurgen Breeman.