07 dec '21
Per 1 januari 2022 is een vergunning bij de uitvoer van coronavaccins en de werkzame stoffen daarvoor, niet langer verplicht. Gezien de huidige situatie in de Europese Unie, acht de Europese Commissie het kennelijk niet meer gerechtvaardigd dat de bestaande vrijwaringsmaatregelen voortduren. Wel blijft sprake van exportcontrole, maar dan in afgezwakte vorm. In plaats van de uitvoervergunning die tot het einde van 2021 verplicht blijft, zal de EU de uitvoer van vaccins tegen het coronavirus de komende twee jaar blijven monitoren aan de hand van gegevens die aanvullend in douaneaangiften voor (weder)uitvoer moeten worden opgenomen. Jikke Biermasz en Arjan Wolkers bespreken de nieuwe regelgeving.
Op 25 november 2021 heeft de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2021/2071 tot onderwerping van bepaalde vaccins en bepaalde voor de vervaardiging van dergelijke vaccins gebruikte werkzame stoffen aan toezicht op de uitvoer, afgekondigd. De uitvoeringsverordening treedt op 1 januari 2022 in werking en vervangt de bestaande maatregelen die dan aflopen. Momenteel geldt nog dat bij de uitvoer van coronavaccins en de daarvoor gebruikte werkzame stoffen de overlegging van een uitvoervergunning verplicht is gesteld.
Per 1 januari 2022 wordt het toezicht op de uitvoer van coronavaccins en de werkzame stoffen daarvoor dus anders vormgegeven. Per die datum is niet langer een uitvoervergunning verplicht, maar moet in plaats daarvan in de douaneaangifte voor de (weder)uitvoer van de vaccins een aanvullende Taric-code worden vermeld. Daartoe heeft de Commissie voor de verschillende fabrikanten van de vaccins aanvullende Taric-codes in het leven geroepen, die zijn vermeld in de bijlage bij de verordening. In een douaneaangifte voor de (weder)uitvoer moet de aanvullende Taric-code van de fabrikant verplicht worden opgenomen. Daarnaast moet ook het aantal doses dat het douanegebied van de EU zal verlaten worden gespecificeerd in de douaneaangifte. Het blijft dus opletten bij het indienen van douaneaangiften voor de (weder)uitvoer van vaccins. Weliswaar is straks niet langer een uitvoervergunning nodig, maar het niet vermelden van de gegevens die met ingang van het nieuwe jaar verplicht zijn, levert evenzeer een onjuiste aangifte en daarmee een overtreding van de douanewetgeving op.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2021/2071 vermeldt dat deze maatregel de Commissie in staat moet stellen een oogje in het zeil te houden op de naleving van de voorafgaande aankoopovereenkomsten (zgn. Advanced Purchase Agreements afgekort als APA’s) die de EU met de verschillende farmaceuten heeft gesloten. De mogelijke schending van de contractuele verplichtingen in de APA’s door de farmaceutische industrie is begin 2021 natuurlijk een gevoelig punt geweest, en vormde mede de aanleiding voor de EU om in de opbouwfase van de vaccinleveringen een uitvoervergunning verplicht te stellen.
De Commissie overweegt dat de nieuwe regels ten aanzien van het toezicht op de uitvoer van vaccins en werkzame stoffen verder nodig zijn in verband met de voorzieningszekerheid in de EU en om te bepalen in hoeverre de EU op termijn aanvullende donaties van vaccins zou kunnen doen. Ook dat laatste is bepaald niet onbelangrijk. Het coronavirus trekt zich immers helemaal niets aan van de landgrenzen en regels met betrekking tot de in- en uitvoer van producten. Protectionisme is een wellicht begrijpelijke reactie op de pandemie, maar niet per se het beste middel om deze te bestrijden. De bestrijding van de pandemie vergt een wereldwijde aanpak en dat maakt dat ook de vaccinatiegraad in armere landen omhoog moet. Kort en goed: daar moeten dus ook vaccins heen en het toezicht moet inzicht geven in de mogelijkheid voor de EU om daar verder aan bij te dragen.
De coronacrisis, in al haar facetten en verschillende fasen, heeft ook juridisch meer dan voldoende stof tot nadenken gegeven. Wat betreft protectionisme: de Europese Commissie heeft het EU douanerecht en de productregelgeving op verschillende momenten en manieren ingezet om de schaarste aan essentiële producten binnen de EU te bestrijden. Dat ging in eerdere fases van de pandemie onder meer om beademingsapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen. Sprekende voorbeelden hiervan zijn:
Nadat vanaf eind 2020 uiteindelijk de vaccins van de verschillende farmaceuten waarop in de strijd tegen het coronavirus was ingezet, beschikbaar kwamen, ging dat vrijwel onmiddellijk gepaard met een serie van opeenvolgende vrijwaringsmaatregelen.
Eind januari 2021 maakte de Commissie allereerst de uitvoer van COVID-19-vaccins en werkzame stoffen op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 2015/479 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer voor een korte periode afhankelijk van de overlegging van een vergunning bij uitvoer. De verplichting om bij uitvoer een vergunning te overleggen werd vervolgens verlengd tot medio 2021, en daarna nogmaals tot het einde van het jaar.
Hier kwam de eis bij om bij de beoordeling van een vergunningaanvraag na te gaan of de voorgenomen uitvoertransactie de voorzieningszekerheid in de EU niet in gevaar zou kunnen brengen. Ook werd besloten tot een tijdelijke opschorting van de vrijstelling van bepaalde derde landen van bestemming van de werkingssfeer van de vrijwaringsmaatregel, allemaal ingegeven door het wereldwijde tekort aan vaccins, de vertragingen in de productie en levering van de vaccins die de EU waren toegezegd en het gebrek aan transparantie daarbij. Producenten in de EU zouden grote hoeveelheden vaccins hebben uitgevoerd naar derde landen met een grote eigen productiecapaciteit die omgekeerd hun eigen uitvoer naar de EU zouden beperken, alsmede ook naar derde landen zonder een relevante eigen productiecapaciteit maar waar de vaccinatiegraad op dat moment al veel hoger was dan in de EU of waar de epidemiologische situatie minder ernstig was dan hier. Dergelijke exporten vormden een bedreiging voor de voorziening in de EU en moesten daarom worden geweigerd.
Het aan banden leggen van de uitvoer van producten is uniek en uitzonderlijk. Afgezien van bekende beperkingen die veelal te maken hebben met veiligheidsbelangen, zoals beperkingen die bijvoorbeeld gelden voor de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik op grond van de Dual-use Verordening (Verordening (EU) 2021/821), is immers het uitgangspunt dat uitvoer van goederen vanuit de EU naar derde landen vrij is.
De juridische basis van de vergunningplicht bij uitvoer is te vinden in Verordening (EU) nr. 2015/479 betreffende gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer. In deze verordening wordt als grondbeginsel vooropgesteld dat de uitvoer uit de EU in beginsel vrij is en niet aan kwantitatieve beperkingen onderhevig. Vrijwaringsmaatregelen kunnen in uitzonderlijke omstandigheden echter worden ingesteld om een crisistoestand in de EU veroorzaakt door schaarste aan essentiële goederen te voorkomen of te ondervangen.
Zoals gezegd, geldt de vergunningplicht bij uitvoer tot en met eind 2021 en wordt daarna vervangen door een mechanisme van een twee jaar durend toezicht op de (weder)uitvoer van vaccins uit de EU. Dat toezicht wordt vormgegeven door verplicht te stellen dat in douaneaangiften het aantal doses wordt vermeld en de fabrikant van de vaccins wordt gespecificeerd met een specifieke Taric-code.
De Commissie acht het kennelijk niet langer gerechtvaardigd om het ‘paardenmiddel’ van Verordening (EU) nr. 2015/479 in te zetten. In de overwegingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2021/2071 wordt wel vermeld dat het systeem van toezicht de Commissie in staat moet stellen, als dat gerechtvaardigd is, opnieuw vrijwaringsmaatregelen te nemen om een nieuwe crisissituatie in de EU veroorzaakt door vaccin-schaarste te voorkomen.
De basis voor het nieuwe systeem van toezicht is te vinden in artikel 56, lid 5 van het Douanewetboek van de Unie (DWU) dat onder meer bepaalt dat de uitvoer van goederen, waarop de in de leden 1 en 2 van dat artikel bedoelde tariefmaatregelen en andere maatregelen die op grond van het EU recht met betrekking tot specifieke gebieden in het kader van het goederenverkeer zijn vastgesteld van toepassing zijn, kan worden onderworpen aan toezicht.
Wat opvalt is dat artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2071 in het tweede lid bepaalt dat onder ‘uitvoer’ in de zin van de nieuwe maatregel niet enkel uitvoer van Uniegoederen wordt verstaan, maar tevens de wederuitvoer van niet-Uniegoederen in de zin van het DWU. Coronavaccins en werkzame stoffen uit derde landen die de EU aandoen om hier (onder douanetoezicht) fabricagehandelingen te ondergaan, inclusief vullen en verpakken, vallen derhalve ook onder het toezicht op de uitvoer.
De specialisten van ons team Douane, Handel en Logistiek staan u graag bij indien u vragen heeft over dit onderwerp, of over andere kwesties rond handel, douane, logistiek en im- en export. Door onze jarenlange ervaring in de douanepraktijk kunnen wij u snel en effectief van dienst zijn. U kunt contact opnemen met Jikke Biermasz of Arjan Wolkers.
Meer trade updates lezen? Klik hier.
Contact
01 nov 24
21 okt 24
14 okt 24
13 okt 24
09 okt 24
07 okt 24
27 sep 24
13 sep 24
13 aug 24
13 aug 24
19 jul 24
17 jul 24
Met uw inschrijving blijft u op de hoogte van de laatste juridische ontwikkelingen op dit gebied. Vul hieronder uw gegevens in om per e-mail op te hoogte te blijven.
Blijf op de hoogte van de laatste juridische ontwikkelingen in uw sector. Vul hieronder uw gegevens in om op maat gesneden juridische updates en uitnodigingen voor evenementen te ontvangen.
Volgen wat u interessant vindt
Krijg aanbevelingen op basis van uw interesses
{phrase:advantage_3}
{phrase:advantage_4}
We vragen u om uw voor- en achternaam zodat wij die kunnen gebruiken als u zich bijvoorbeeld inschrijft op een Ploum Kennisevent.
Er wordt automatisch een wachtwoord voor u aangemaakt. Zodra uw account is aangemaakt ontvangt u dit wachtwoord in een welkomstmail. U kunt er direct mee inloggen. Dit wachtwoord kunt u indien gewenst ook zelf aanpassen via de wachtwoord vergeten functie.