05 mei '22
In navolging van eerdere Europese voorstellen tot verduurzaming van de Europese economie en maatschappij, zoals de Europese Green Deal en de richtlijn Corporate Sustainability Reporting Directive (waardoor bepaalde ondernemingen moeten gaan rapporteren over hun duurzaamheidsbeleid en -prestaties), heeft de Europese Commissie (hierna: de ‘EC’) op 23 februari 2022 een nieuw voorstel gepresenteerd. De EC stelt dat de waardeketens van Europese ondernemingen steeds complexer en groter worden. Hierdoor kunnen ondernemingen, volgens de EC, moeilijkheden ondervinden bij het identificeren en beperken van risico’s in hun waardeketens ten aanzien van de schending van mensenrechten of de gevolgen voor het milieu en de verandering van het klimaat. Daarom is de Richtlijn inzake de passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 (hierna: de ‘Richtlijn’) door de EC voorgesteld.
De EC meent dat het identificeren van de schending van mensenrechten of negatieve gevolgen voor het milieu en het klimaat verbeterd kan worden wanneer ondernemingen ‘passende zorgvuldigheid’ in acht zouden nemen. Hiermee wordt bedoeld dat bepaalde ondernemingen door de Richtlijn ‘feitelijke en potentiële negatieve effecten op de mensenrechten en het milieu wat betreft hun eigen activiteiten, de activiteiten van hun dochterondernemingen en de activiteiten in de waardeketen die worden uitgevoerd door entiteiten waarmee de onderneming een gevestigde relatie heeft’ moeten identificeren, verminderen, voorkomen en beëindigen (artikel 1 lid 1 sub a van de Richtlijn). Ook introduceert de Richtlijn een extra zorgplicht voor bestuurders.
In artikel 2 lid 1 van de Richtlijn wordt uiteengezet op welke ondernemingen de Richtlijn van toepassing is. De volgende ondernemingenkrijgen een zorgvuldigheidsverplichting ten aanzien van hun activiteiten en waardeketen opgelegd:
Ondernemingen die aan bovengenoemde voorwaarden voldoen, hebben de verplichting ‘passende zorgvuldigheid’ te betrachten ten aanzien van mens en milieu binnen hun waardeketen (artikel 4 van de Richtlijn). Artikel 5 van de Richtlijn bepaalt dat deze ‘passende zorgvuldigheid’ inhoudt dat ondernemingen (i) de aanpak van het onderzoek naar de negatieve gevolgen van de ondernemingsactiviteiten voor mens en milieu moeten beschrijven, (ii) een gedragscode moeten opstellen die de werknemers en dochterondernemingen moeten naleven, en (iii) alle ingevoerde processen, welke zijn ingevoerd om het onderzoek naar de ondernemingsactiviteiten en de waardeketen te kunnen doen, moeten beschrijven (met inbegrip van de maatregelen die genomen worden om de naleving van de gedragscode te controleren).
Daarnaast zullen de ondernemingen passende maatregelen moeten nemen om:
Daarbovenop moeten ondernemingen aan (i) getroffen personen, (ii) vakbonden en andere werknemersvertegenwoordigers, en( iii) maatschappelijke organisaties die actief zijn op het gebied van mens en milieu de mogelijkheid bieden om klachten in te dienen over de negatieve gevolgen van de activiteiten van de onderneming of haar waardeketen (artikel 9 van de Richtlijn). Tevens bepaalt artikel 15 van de Richtlijn dat de grote ondernemingen (met gemiddeld meer dan 500 werknemers en een wereldwijde netto-omzet van meer dan EUR 150 miljoen) hun strategie in lijn moeten brengen met de transitie naar een duurzame economie en met de doelstelling van het Klimaatakkoord van Parijs om de opwarming van de aarde tot 1,5 °C te beperken.
Bestuurders krijgen, indien de Richtlijn wordt aangenomen, een aanvulling op hun wettelijke plicht om bij de vervulling van hun taak te handelen naar het belang van de vennootschap en de verbonden onderneming (artikel 2:129/239 lid 5 BW). Artikel 25 van de Richtlijn introduceert voor bestuurders de plicht om rekening te houden met de gevolgen van hun besluiten ten aanzien van de mensenrechten, het milieu en klimaatverandering. Zij moeten de gevolgen van hun beslissingen voor deze duurzaamheidskwesties op de korte, middellange en lange termijn wegen. Tevens worden bestuurders verplicht om het onderzoek naar de activiteiten van de onderneming en haar waardeketen op te zetten en te controleren.
De Richtlijn schrijft de lidstaten van de Europese Unie voor om wetgeving op te stellen waardoor niet-nalevende ondernemingen aansprakelijk kunnen worden gesteld. De Richtlijn stelt dat de sancties op overtreding van de voorschriften van de Richtlijn doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend moeten zijn.
Lidstaten dienen door het voorstel een toezichthouder aan te wijzen. Deze krijgt de bevoegdheid om alle informatie op te vragen en alle onderzoeken te verrichten die nodig zijn om naleving van de voorschriften van de Richtlijn door ondernemingen te controleren.
De EC benadrukt dat het voor ondernemingen lastig kan zijn om ineens te voldoen aan de voorschriften van de Richtlijn. Daarom wil de EC via modelcontractbepalingen, richtsnoeren van het Bureau van de Europese Unie voor grondrechten en richtsnoeren van het Europees Milieuagentschap ondernemingen ondersteunen om hun verplichtingen uit hoofde van de Richtlijn na te komen.
Het Nederlandse kabinet heeft recent – op 7 april 2022 en bij monde van de minister van Buitenlandse Zaken – gereageerd op de Richtlijn van de EC. Kort omschreven verwelkomt het kabinet de Richtlijn vanwege (i) de positieve bijdrage van EU-wetgeving aan het creëren van een gelijk speelveld op de Europese interne markt, en (ii) de bijdrage van de Richtlijn ter beperking en voorkoming van de negatieve gevolgen op mens en milieu in de Europese en internationale waardeketens van ondernemingen. Toch noemt het kabinet enkele aandachtspunten die de EC zal moeten beantwoorden of verhelpen:
Ook de concurrentiepositie van het MKB moet goed in het oog gehouden worden. Zo uit het kabinet zijn zorgen over de mogelijkheid om de verantwoordelijkheid over de activiteiten binnen een waardeketen te verschuiven naar het MKB of ondernemingen in landen met een gebrekkige handhaving van milieu- en/of mensenrechten. Door bepaalde clausules in overeenkomsten te gebruiken kan die verantwoordelijkheid verschoven worden. Tevens kan het gelijke speelveld op de interne markt beïnvloed worden door de Richtlijn: niet in de Europese Unie opgerichte ondernemingen vallen enkel onder de Richtlijn wanneer deze ondernemingen de omzetdrempel halen, terwijl de in de Europese Unie opgerichte ondernemingen moeten voldoen aan de omzetdrempel en aan de voorwaarde tot het in dienst hebben van een bepaald aantal medewerkers.
Voor de Richtlijn wordt de gewone wetgevingsprocedure van de Europese Unie gevolgd. Bij de gewone wetgevingsprocedure heeft de Europese Commissie het initiatiefrecht tot het doen van een wetgevingsvoorstel. Dit voorstel voor de Richtlijn is op 23 februari jongstleden door de EC aan het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie aangeboden. Zowel de Raad van de Europese Unie als het Europees Parlement buigt zich momenteel over de Richtlijn en zij kunnen nog bepaalde wijzigingen voorstellen. Het is daarom nog allerminst zeker of de Richtlijn in zijn huidige vorm zal worden aangenomen. Indien de Richtlijn wordt aangenomen, dienen de lidstaten binnen een tijdsperiode van twee jaar de Richtlijn te implementeren in nationale wetgeving.
Heeft u behoefte aan ondernemingsrechtelijk advies? Dan kunt u vrijblijvend contact opnemen met Nick Hessels via e-mailadres n.hessels@ploum.nl of telefoonnummer +31 6 2269 3330.
Dit artikel is mede geschreven door Max Knigge.
[1] Artikel 2:377 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de netto-omzet gelijk is aan ‘de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen’.
[2] Er worden grofweg drie sectoren met een hoog risico op nadelige gevolgen voor mens en milieu geïdentificeerd door de Europese Commissie: (i) de landbouw, bosbouw, visserij (met inbegrip van aquacultuur) inclusief de productie van voedingsproducten en de groothandel in landbouwgrondstoffen, levende dieren, hout, voeding en dranken, (ii) de productie van textiel, leder en verwante producten (met inbegrip van schoeisel) inclusief de groothandel in textiel, kleding en schoeisel, en (iii) de winning van grondstoffen (met inbegrip van ruwe aardolie, aardgas, steenkool en metalen) inclusief de groothandel in deze grondstoffen, verwerkte basisproducten en halffabricaten (met inbegrip van metalen, brandstoffen, chemicaliën en bouwmaterialen).
[3] Kamerstukken I, 2021/22, 22 112, nr. IS.
01 nov 24
21 okt 24
14 okt 24
13 okt 24
09 okt 24
07 okt 24
27 sep 24
13 sep 24
13 aug 24
13 aug 24
19 jul 24
17 jul 24
Met uw inschrijving blijft u op de hoogte van de laatste juridische ontwikkelingen op dit gebied. Vul hieronder uw gegevens in om per e-mail op te hoogte te blijven.
Blijf op de hoogte van de laatste juridische ontwikkelingen in uw sector. Vul hieronder uw gegevens in om op maat gesneden juridische updates en uitnodigingen voor evenementen te ontvangen.
Volgen wat u interessant vindt
Krijg aanbevelingen op basis van uw interesses
{phrase:advantage_3}
{phrase:advantage_4}
We vragen u om uw voor- en achternaam zodat wij die kunnen gebruiken als u zich bijvoorbeeld inschrijft op een Ploum Kennisevent.
Er wordt automatisch een wachtwoord voor u aangemaakt. Zodra uw account is aangemaakt ontvangt u dit wachtwoord in een welkomstmail. U kunt er direct mee inloggen. Dit wachtwoord kunt u indien gewenst ook zelf aanpassen via de wachtwoord vergeten functie.